Ode
RECEPTIE

RECEPTIE

30 maart 2023

Een gebouw vinden waar je nog nooit geweest bent is tegenwoordig doodsimpel: je tikt het adres in en je app leidt je erheen. Maar met de boodschap “u bent op de bestemming” weet je nog niet altijd waar de ingang is. Bij een aantal gebouwen is een protserige waterpartij of een gigantische luifel een onmiskenbaar teken, maar bij andere is het soms ver zoeken waar je kan binnentreden.

Wanneer je er komt voor een netwerkdrink en je vraagt aan de receptie waar de receptie is, krijg je niet altijd de gewenste ontvangst. Steeds vaker worden onthaalbalies trouwens vervangen door een soort praatpaal, waar je ofwel een bepaalde code moet intikken – die je dan natuurlijk net niet bij je hebt – ofwel kom je terecht in een soort telefoonspelletje zoals wanneer je bij een dienst een bepaalde inlichting wil verkrijgen: van alle categorieën die opgesomd worden, past er niet één en dan kom je terecht bij een medewerker (nadat je eeuwen geluisterd hebt naar de boodschap dat al onze medewerkers bezet zijn) die je dan eindelijk doorlaat.

Meer en meer gebouwen worden bovendien door private diensten beveiligd die je, wanneer je door de hierboven beschreven procedure bent geraakt, nog eens een luchthavenbehandeling geven met een blik alsof je een potentiële zelfmoordterrorist bent, tot er na een grondige controle op een manier waar de privacy commissie vast van duizelt, vastgesteld wordt dat dit niet het geval is.

Nee, mensen ontvangen is een kunst, toch als je hen het gevoel wil geven dat je welkom bent. Ook recepties – netwerkdrinks dus – bijwonen kan op veel diverse manieren. Belangrijk is dat je net werkt als je netwerkt. Ofwel blijf je al gauw hangen bij een tafeltje bekenden of bij het vervolg van het debat van de studiedag, ofwel struin je van het ene tafeltje naar het andere. Om iedereen die je wil zien te zien, om gezien te worden, om de vraag te stellen die je al lang wilde stellen aan een bepaalde persoon, maar waar je wachtte op een meer informele setting (en stiekem hoopt dat betrokkene al enkele glaasjes bubbels achter de kiezen heeft).

Er zijn ook van die recepties waar er rond sommige tafels hoge ogen gegooid worden en machogedrag zorgt voor het nodige opbod. Dat is niet echt mijn ding, maar ik durf er wel eens iets tussengooien, kwestie van de sfeer wat gemoedelijker te maken. De truc is om met iets uit te pakken (dat daarna met een sisser afloopt). Zo heb ik in zo’n situatie al eens gesteld dat ik over een EVMC beschik: een elektrisch voertuig met chauffeur, waarvan ik ondertussen heb berekend dat ik daarmee ruim 1 miljoen kilometer heb afgelegd en aan een gemiddelde van 100 km per uur (wat optimistisch is, maar goed) bijna 11.000 uur heb in doorgebracht, wat neerkomt op zowat 3 jaar en 8 maanden (als ik in dagen van 8 uur reken). Zelfs de strakste pokerface durft bij deze feiten al eens een wenkbrauw op te trekken. En dat is het juiste moment om doodleuk te poneren dat je gewoon al die jaren het woon-werkverkeer met de trein hebt afgelegd, het EVMC bij uitstek.

De discussie kan (na wat schampere opmerkingen in het slechtste geval) dan verder lopen over de bevoorradingszekerheid, gezien de treinen nu ook al op groene stroom rijden (of althans die ambitie hebben) en of er dan wel stroom genoeg zal zijn om al de individuele EV’s op te laden; en kijk naar Europa, waar ze onder druk van de Duitse auto-industrie toch verbrandingsmotoren blijven toelaten, maar met groene brandstof – ’t is te zeggen elektriciteit die ze in brandstof omzetten om weer elektriciteit van te maken, is dat nu energie-efficiëntie? … en wat als…

Maar ondertussen ben ik al naar een ander tafeltje doorgelopen, waar ik met nog wat kennissen en collega’s de netwerking afrond, om op tijd de laatste trein naar huis te kunnen nemen…

Bart Bode