Het VEKA-team groene warmte organiseerde op 23 januari een eerste overleg over de grondige evaluatie van de call groene warmte en restwarmte. Het doel van de evaluatie is na te gaan of en welke grondige aanpassingen voor nieuwe calls in 2025 er voor de volgende Vlaamse regering dien te gebeuren. Vanuit ODE heeft Jo Neyens, Warmte Netwerk Vlaanderen deelgenomen. Een samenvatting met de insteek van ODE kan je hier terugvinden:
De nood aan structurele ondersteuning van strategische lange-termijn-projecten
Grote steden met belangrijke strategische warmtenetprojecten zoals Antwerpen hebben meer zekerheid op langere termijn nodig voor steun. De discussie ging over de criteria om dit te voorzien via een ander steunmechanisme dan de call:
• Waar trekken we de grens voor strategische investeringssteun? Hoe maken we het onderscheid tussen distributienet en transportnet? Bijvoorbeeld: geleverd thermisch vermogen, budget?
• Welke investeringen komen in aanmerking voor de categorie “steun voor strategisch project”? Investering in warmteproductie, warmtenet, aansluitingen?
• Welke koppeling met de lokale warmtezonering of klimaatplan kunnen we leggen? De ruimtelijke analyse van een warmtezoneringsplan legt nog onvoldoende de link naar ondersteuning voor concrete projecten. Kan een afgebakende zone voor warmtenetten een voorwaarde zijn voor strategische steun?
• Het inbouwen van flexibiliteit maar ook een einddatum is nodig voor de zekerheid over de bijdrage aan de Vlaamse en Belgische doelstellingen voor CO2-reductie.
Welke steun voor duurzame warmte in nieuwbouw?
Er zijn diverse projecten waarin een bestaand warmtenet of een nieuwe uitbreiding vlak langs nieuwbouw passeert, zonder dat deze gebouwen aangesloten worden omdat de promotor kiest voor warmtepompen, want er is geen steun voor nieuwbouw mogelijk. De ontwikkelaars van warmtenetten betreuren dit. In de discussie hierover gaf VEKA aan dat hier het principe geldt van “wat wettelijk verplicht is, krijgt geen subsidie”: voor groepswoningbouw van meer dan 5 eenheden is nu al aardgas uitgesloten voor hoofdverwarming, vanaf 1/1/2025 is er een algemeen verbod op aardgasaansluitingen in nieuwbouw. Maar dit principe van uitsluiting van subsidie steunt niet op een wettelijke basis, en bovendien wordt dit principe niet consequent toegepast: zo krijgen woningeigenaars wel premies en rentesubsidies voor de verplichte energierenovatie van woningen met een energielabel lager dan label D. VEKA argumenteert dat het budget voor de call beperkt is en men dus focust op bestaande bouw; de warmtenetontwikkelaars rond de tafel stellen het principe voorop van het financieren van de onrendabele top (het verschil in kost tussen een warmtenetaansluiting en een referentieinstallatie op aardgas). Ook bij nieuwbouwprojecten blijft dit een belangrijke noodzakelijke afweging voor de rendabiliteit. Bovendien zorgt deze gewijzigde voorwaarde voor problemen in gefaseerde projecten die wel al steun toegekend kregen in vorige calls, o.a. voor gemengde projecten met nieuwbouw. In een volgende (geplande) fases valt dat weg, zodat het business plan niet meer klopt.
Budget van de call
ODE stelde in het algemeen dat de Vlaamse regering, als ze een ambitieus duurzaam warmtebeleid wil voeren, daarvoor ook hogere ambities in haar steunbeleid moet toepassen. Het lage budget van de call en de strenge voorwaarden maken de call weinig aantrekkelijk, zo toont de evolutie van ingediende en goedgekeurde projecten aan (zie grafiek hieronder: aantallen in balkjes, budgetten in punten en lijnen). De buurlanden voeren een ambitieuzer steunbeleid, met hogere bedragen per inwoner. Vlaanderen heeft in de 2 recente calls van 2023 een effectief steunbudget van netto 10,75 miljoen euro toegewezen aan goedgekeurde subsidie voor warmtenetten; dat komt overeen met 1,6 € per inwoner per jaar. Buurlanden Duitsland en Nederland steunen warmtenetten met budgetten die per inwoner 3,8 tot 5,5 maal hoger liggen dan in Vlaanderen1 (Duitsland: 2,98 miljard euro over 6 jaar, Nederland: 150 miljoen euro in 2023).
Nadenken over aanvullende steun, andere steun, aanvullende concepten
Om het knelpunt van lage overheidsbudgetten voor de call groene warmte te overstijgen, is het opportuun om ook andere subsidiekanalen te onderzoeken:
• Afstemming met de steunvoorwaarden bij VLAIO is nodig: daar stopt het bij industrie;
• Europese steunprogramma’s kunnen ook interessant zijn, zoals de “European City Facility” (EUCF): ook kleinere gemeenten kunnen hierin projecten indienen, zoals Ranst, Rotselaar, Menen.
• Onderzoek van de mogelijke rol van private investeringsfondsen, zoals de Federale investeringsmaatschappij SFPIM, pensioenfondsen;
• Financiële risico’s wegnemen door garantieregelingen, zodat een waarborgfonds, waarmee warmtebedrijven zich goedkoper kunnen financieren. Dit verlaagt de kapitaalskost en verhoogt de haalbaarheid van een project.
• Groene belastingaftrek voor bedrijven, bv. voor investeringen in warmte-uitkoppeling. De federale regering hervormde in november 2023 de investeringsaftrek en voerde een nieuwe categorie “verhoogde thematische aftrek” voor groene investeringen in, met 40 % voor kmo’s en 30 % voor grote ondernemingen;
• Vlaams Energie- en Klimaatfonds : welke budgetten zijn hierin beschikbaar voor warmtenetten? Dit is een politieke afweging.
Welke verantwoordelijkheid leggen we bij voor de gemeente ?
Welke actieve concrete rol van de gemeente of een formeel engagement in het ontwikkelen van een warmtenet kan een voorwaarde zijn om VEKA te overtuigen dat het een succesvol project wordt? Dit mag geen uitsluitingsvoorwaarde worden, wel mogelijk een pluspunt in de beoordeling van subsidiedossiers. Het kan bijvoorbeeld gaan om:
• het lokaal warmtebeleidsplan, formeel goedgekeurd door de gemeenteraad en met een verordenend karakter via andere instrumenten (RUP, stedenbouwkundige verordening);
• koppeling van het warmtenetproject aan de meerjarenplanning van de gemeente;
• (minderheids)participatie van de gemeente in een lokaal warmtebedrijf;
• voorfinanciering of investeringen door de gemeente: synergie van werken openbaar domein in combinatie met warmtenetten, aanpassingen aan gemeentelijke gebouwen, aansluiting; welke criteria kunnen we formuleren voor een gemeentelijke investering?
De werkgroep vindt het nog te vroeg om een concreet model uit te werken. Inspiratie kan komen van de Nederlandse Warmtewet (Wet collectieve Warmtevoorziening) voor het concretiseren van een stappenplan na het uitwerken van de warmtezonering.
Afspraken
Na dit eerste overleg zal de evaluatie verdergezet worden in een centrale werkgroep met deelwerkgroepen per thema. Zo zal ook de aansluitpremie voor bestaande residentiële gebouwen nog apart aan bod komen. Voor de planning van de volgende calls in voorjaar en najaar 2024, met grotendeels de huidige regelgeving, komt er online overleg over mogelijke lichte aanpassingen aan de voorwaarden in het ministerieel besluit daarover.
Eerste call 2024: Vertraging
Door de herziening van de Europese regels voor staatssteun in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV, gepubliceerd op 30 juni 2023) is het nodig om ook in de voorwaarden van de call deze regels toe te passen. De omzetting van de Europese regels gebeurt op Vlaams niveau via Verzamelbesluit X. Op 19 januari 2024 gaf de Vlaamse regering hieraan haar 2de principiële goedkeuring. In afwachting van de definitieve goedkeuring is ook de organisatie van de volgende call vertraagd: vermoedelijk wordt deze gepland in mei of juni 2024 (volgens de inschatting van het VEKA-team).